Peter Post en Servais Knaven; hun eeuwige liefde voor
Parijs-Roubaix
Ze zijn allebei in de Hel gekleurd. Overleefden de
pantsercolonnes van kasseien. Mannen van graniet, wiens ´labeur´
na de helletocht met een kei werd beloond. Peter Post (70) en Servais
Knaven (33). Twee generaties verschillen ze van elkaar. Nederlands eerste
(1964) en Nederlands laatste winnaar (2001) van Parijs-Roubaix. Aan
de vooravond van een nieuwe overlevingstocht door het troosteloze Noord-Franse
landschap.
Het karakter van een kei
ROUBAIX, zaterdag
In de Hel moet je altijd een fluit bij je hebben. Met een opgestoken
wijsvinger meldt Peter Post deze goede tip aan de ijzersterke QuickStep-ploeg,
nadat ze gistermiddag terugkeerden van hun laatste verkenning van de
beruchte ´zones pavés´. Zelfs Knavens kopman Johan
Museeuw, drievoudig laureaat, kijkt verbaasd op wanneer de Amsterdammer
het woord heeft. Sierlijk steekt gentleman Post zijn borst naar voren
en alle omstanders luisteren aandachtig naar zijn zoveelste mooie verhaal
over ´La Reine des Classiques´.
Het was begin jaren tachtig toen de Raleigh-ploeg meestal Parijs-Roubaix
van start tot finish beheerste. „Die wedstrijd is een hoogtijdag,
vandaar dat ik er ook op stond dat mijn assistent Jules de Wever netjes
gekleed in een pak naast me in de auto kwam zitten”, vertelt Post.
„Het was een droge Hel, dus de hele dag moesten we door het stof
heen. Gaat halverwege de wedstrijd ineens mijn claxon stuk. Dat is het
ergste wat je als ploegleider op de kasseistroken kan overkomen. Gelukkig
had ik een fluit in mijn auto liggen. Ik had een open dak en Jules heeft
vervolgens de hele dag uit het dak gehangen en maar gefloten. Toen we
op de wielerbaan in Roubaix aankwamen, bekeek ik Jules eens goed. Zijn
gezicht tot halverwege zijn colbert zag helemaal bruin van het stof,
terwijl hij daaronder prima gesoigneerd was. Het was geen gezicht.”
Parijs-Roubaix, spektakelstuk voor de meest lyrische sportverhalen.
Wie wil triomferen in de Hel, moet immers een verbond met de duivel
afsluiten. Vijf Nederlanders slaagden in de missie op de zwaarste kruisweg
van het cyclisme. Precies veertig jaar geleden was Peter Post de eerste.
Drie jaar geleden boetseerde Servais Knaven als laatste landgenoot in
de klevende modder een heroïsch meesterwerk.
Knaven: „Voor mij is het nooit een Hel geweest. Tien
jaar geleden stond ik voor het eerst in Compiègne aan de start.
Ik was nerveus. Wat stond me hier allemaal te wachten? Al vroeg kwam
ik in een kopgroep te zitten, waardoor ik als eerste de kasseizones
opdraaide. Wat een ambiance, wat een beleving. De tranen stonden in
mijn ogen. Dit was zo mooi. Ik was meteen verkocht.”
Post: „Goh, ik zag het destijds tijdens mijn
eerste kennismaking met de kasseien echt niet zitten. Met Rik van Looy
reed ik in de winter diverse zesdaagsen en hij haalde me over om toch
eens de Hel te rijden. De start was in 1963 in het hartje van Parijs.
De eerste kilometers reden we op de zondagochtend geneutraliseerd door
het centrum. Dat was al een ware beleving. Tja, en toen kwamen die kasseien.
Zonder speciale voorbereiding bleef ik tot mijn eigen verbazing in de
kopgroep zitten en trok ik op de wielerbaan de sprint aan voor Van Looy.
Stuurt Rik teveel naar boven en laat hij zich toch bedonderen door Emile
Daems. Dat kleine mannetje met die dikke benen was hem te snel af.”
Maar het glansrijke debuut van Post in de kasseienklassieker overtuigde
hem wel dat er voor de Amsterdamse pistier ook op de niet ovale wegen
roem te behalen was. Een jaar later bereidde hij zich enkele weken op
klassieker in ´Le Nord´ voor.
Post: „Toen we naar de start reden, voelde ik
het al. Ik was die dag super. Toch dreigde de wedstrijd verloren te
gaan. Het brak meteen in diverse waaiers en ik zat van achteren. Halverwege
de koers kwam het eventjes bij elkaar, waardoor ik nog kon aansluiten.
Ik schoof direct mee naar voren en vijf minuten later brak het opnieuw
en zat ik van voren. In de finale bleven we met vier man over en won
ik makkelijk de sprint.”
Knaven: „In een recordsnelheid waarover nu nog
ieder jaar wordt gesproken. Liefst 45,129 kilometer per uur.”
Post (lachend en achteloos): „Ach, we hadden
de hele dag de wind in de rug en de wegen lagen er goed bij. Ik ben
niet zo iemand die roept dat het vroeger allemaal slechter was. Nee,
de Hel is de laatste jaren alleen maar zwaarder geworden. Veertig jaar
geleden had je naast de kasseien overal een asfaltpad. De erbarmelijk
slechte middeleeuwse paadjes die nu worden opgezocht, hebben wij nooit
gezien.”
Knaven: „Ieder jaar zie je dat de kasseien er
meer schots en scheef bij liggen. Daardoor wordt de helletocht steeds
moeilijker.”
Post: „Als ploegleider constateerde ik dat al.
In die jaren was ik véél nerveuzer dan als renner. Parijs-Roubaix.
Het zweet stond in mijn handen. Als je team goed rijdt, dan neem je
achter het stuur alle risico´s om zo dicht mogelijk bij je renners
te zitten. Jongens, ik heb er wat wagens in puin gereden. Een keer moest
ik bij de bevoorrading zelfs noodgedwongen van auto wisselen. Juist
doordat de kasseistroken slechter zijn, is de koers meer een duel van
mantegen man geworden.”
Knaven: „Als ik goed ben, dan rij ik altijd twee
meter achter de renner die voor me rijdt. Dan kan ik tenminste zien
hoe de stenen erbij liggen. Het is een ongeschreven wet, maar zodra
je minder wordt, ga je lek rijden of vallen. Automatisch blijf je dan
niet meer op de rug van de kasseien rijden, maar zoek je de kant op.
En daar liggen de putten en de modder. Daar schuilt het gevaar. Pas
in de finale, wanneer je halfdood op de fiets zit, interesseert het
je niet meer. Dan durf je alle risico´s te nemen.”
Post: „Parijs-Roubaix is de klassieker met de
langste finale. De finale begint meteen bij de eerste kasseistrook en
dan moet je nog 140 kilometer tot de finish. Nergens valt het meer stil
en overal loert het gevaar.”
Knaven: „In de andere Wereldbekerwedstrijden
komen de grote mannen inderdaad veel later naar voren. Hier ligt de
gemiddelde hartslag rond de 150. In geen enkele andere wedstrijd is
dat zo hoog. In de Ronde van Vlaanderen heb je wel hogere pieken, maar
over de hele dag gezien zie je meer af in de Hel.”
Post: „De besten selecteren zich van zelf. In
de finale blijven alleen de vechters over. Je moet overal tegen kunnen.
Risico ´s durven nemen, want duwen en trekken op die paadjes hoort
er ook bij.”
Knaven: „Toch durf ik mezelf geen karakterman
te noemen.”
Post: „Dat ben je zeker. Ik zag jou woensdag
kilometerslang in de vrieskou en in de hagelbuien van voren strijden
in Gent-Wevelgem. Dat zegt genoeg.”
Knaven: „Parijs-Roubaix is voor mij echter geen
Hel. Ik kijk er juist naar uit. In het jaar dat ik won (2001), heb ik
nauwelijks afgezien. De hele ploeg reed die dag super. In de finale
kwamen we met acht man vooruit te zitten, waarvan vier renners van onze
ploeg.”
Post: „Ik kan me herinneren dat jij drie keer
in de aanval ging. Daar moet je kracht voor hebben. En dan die laatste
tien kilometer solo rijden naar de overwinning. Klasse.”
Knaven: „Natuurlijk had ik het geluk dat ik in
de ploeg bij Johan Museeuw reed. Hij was de bliksemafleider.”
Post: „Johan is ook een keer in de aanval gegaan,
maar hij kon geen kloof slaan. In je achterhoofd moetje altijd naar
jezelf kijken en je kans grijpen.”
Knaven: „Eerlijkheid duurt het langst. Als ik
me niet helemaal goed voel, dan offer ik meteen mijn kansen op. Bij
deze ploeg voel ik me op het gemak. Negen van de tien keer rij ik in
dienst van anderen, maar ik weet dat ik soms de vrijheid krijg. In het
zog van Museeuw Parijs-Roubaix rijden is fantastisch. Johan is een monument
op de kasseien. Hij heeft op dit terrein enorm veel ervaring en zorgt
binnen de ploeg voor rust. Je weet, wanneer hij geen pech heeft, dan
zit hij in de finale van voren. Daarbij is Johan maandenlang met deze
wedstrijd bezig. Al in januari test hij nieuwe banden speciaal voor
de Hel. Automatisch spreek je daarover en leef je onbewust naar deze
klassieker toe. Andere ploegen verkennen de Hel niet eens. Bij ons wordt
voor deze dag niets aan het toeval overgelaten.”
Post: „Zo was dat bij Raleigh ook. De dag voor
de wedstrijd was iedereen nerveus. Zelden was de ploeg zo stil. In Compiègne
merkte je dat iedereen in zijn hoofd met die wedstrijd bezig was. Alleen
de sfeer in de ploegentijdrit van de Tour was daarmee te vergelijken.”
Knaven: „Maar Parijs-Roubaix is ook iets aparts.
Dat is nergens andere mee te vergelijken. De elementen van die wedstrijd
kom je maar één keer per jaar tegen. Het is spektakel.
Valpartijen, lekke banden, motoren die onderuit gaan, gezichten helemaal
onder de modder, en die prachtige beelden vanuit de helikopter van de
stofwolk waar de renners in denderen. Naast de Tour de France is de
Hel de enige wedstrijd die ook in Amerika telt. Daarom is dit ook veruit
mijn mooiste overwinning. Ieder jaar word ik daaraan herinnerd. Ja,
dan realiseer ik me dat ik iets unieks heb gepresteerd.”
Post: „Daar ben ik mij al veertig jaar van bewust.”
|