Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 14 - januari 2004


Wachten op een wonder

De laatste weken van 2003 heb ik gewacht. Gewacht en nog eens gewacht. En als er iets is dat ik niet kan, dan is dat wel wachten. Ik weet dat dit me erg kwetsbaar maakt, met name in de opvoedkundige sfeer. Als mijn kinderen hebben gespeeld en de napalm is opgetrokken, is het tijd om de puinhopen te ruimen. Het: “En jullie gaan nu opruimen”, kan ik net zo goed op de Noordpool gaan roepen, want er luistert toch niemand. Voornamelijk dankzij mijn eigen ongeduld ga ik vaak zonder dat ik het wil eenvoudig in de fout. “Jullie krijgen nog één kans … en ik kan wachten”. Maar dat kunnen zij ook en wel veel beter dan ik. Het gespecialiseerd bedrijf dat de puinhopen vervolgens opruimt, ben ikzelf. Want al er iets is dat ik niet kan, dan is dat wel wachten.

Bij wijze van hoge uitzondering lukte dit wachten me op onverklaarbare wijze de laatste weken wel. Waarschijnlijk omdat ik zat te wachten op iets waar ik niet in geloofde. Ik zat namelijk niet op zomaar iets te wachten. Ik zat te wachten op een wonder. Een wonder dat het met name Nederlandse journalistengilde zou kunnen verrichten door een lekker vet item te maken voor de jaaroverzichten. Een item over de enige Nederlandse etappewinnaar in de Tour van 2003. Helaas, pindakaas. Ik heb zo’n 10 verschillende wielertijdschriften in pak ‘m beet vier talen in mijn handen gehad. Niets. Vol interviews met Yougi Bear, gekke Henkie en Ieniemienie, maar niet met Servais. Zoals ik al schreef, “wachten op een wonder”. Op een man met tact en een vrouw die kan fileparkeren.

Ook tijdens het jaaroverzicht van Studio Sport heb ik tegen beter weten in zitten wachten. In een overzicht van twee uur, krap zes minuten wielrennen. De overige zendtijd werd fraai opgevuld met: korfbal, klootschieten en fiedeljeppen, want dit is Nederland. Het “zeer interessante” stukje beeldmateriaal van een geëmotioneerde Nederlandse renner net na de finish van Luik-Bastenaken-Luik duurde nota bene nog langer dan het beeldmateriaal van het huzarenstukje van Servais in Gent-Wevelgem. Zelfs een prutsvalpartij, van de eerder bedoelde renner, tijdens een prutsbevoorrading in de eerste week van de Tour, kreeg meer aandacht dan de overwinning van Servais in de rit naar Bordeaux. Het was werkelijk om steendood van je stoel te vallen en nooit meer te bewegen. Vijf hele tellen lang mag je Servais rechtdoor naar de finish zien rijden, gevolgd door een tien hele tellen lange slowmotion van die eerst vijf hele lange tellen. In een scheet en een vloek was het voorbij. En inderdaad, onze jonge pup scheet op het massief eiken parket en naar aanleiding hiervan heb ik hele lelijke dingen gezegd. Kortom, … Servais weg, Bordeaux weg, pup weg, alles weg.

Wederom is dus gebleken dat wachten voor mij geen enkele zin heeft. Ik ga vanaf nu dan ook weer gewoon doen. In 2004 weer naar wielerwedstrijden toe. Servais aanmoedigen. Hem te pas en vooral te onpas laten weten dat hij een sympathieke klasbak is. Hem naar een overwinning toeschreeuwen, als dat moet. Ik ben al met de voorbereidingen begonnen. Mijn route voor Het Volk is klaar: de start in Gent, het viaduct over de N60 nabij de afslag naar Wortegem-Petegem, de voet van de Oude Kwaremont, de rotonde in Brakel, de bevoorrading in Sint-Maria-Lierde, de top van de Berendries en tot slot de finish in Lokeren. Waar ik bovendien ook erg slecht in ben, is het omgaan met gevoelige informatie. Zal je zien dat het nu stervens druk zal zijn op mijn ideale route, die dan plots niet meer zo ideaal is. Die route heb ik overigens bedacht in bed. In bed? Ja, ik bedenk altijd routes in bed. Dat doe ik dan op momenten wanneer ik lig te wachten. Te wachten op iets dat niet komen gaat. En als er iets is dat ik niet kan, dan is dat wel wachten. Je herkent overigens zulke momenten vast en zeker. Je bent samen even niet zo fel, jijzelf kan de slaap weer eens niet vatten, je partner kan dit zoals gewoonlijk dan weer wel (dat rijmt). Op dit moment staat mij niets anders te doen dan aftellen. Aftellen tot 28 februari. Dit aftellen is net zo erg als wachten. Wachten op Het Volk. En als er iets is dat ik niet kan, …

Evert de Moor