Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 19 - juli 2004


De overheersing van de klassementsrijders
Kom op Servais!

Gisteren de Tourrit naar Wasquehal met in de finale twee kasseistroken van Parijs-Roubaix. En als je Parijs-Roubaix zegt, dan zeg je Servais. Dus wie z’n dag zou het gisteren worden? Juist, die van Servais. En wie z’n of liever gezegd hún dag was het gisteren? Inderdaad, die van de klassementsrijders. Snap je het nog? Het is toch de eerste Tourweek, dus vlakke etappes en die van gisteren zelfs met enkele kasseien …en toch geen Flandrien, aanvaller of wegkapitein te bekennen? Neen, zelfs niet een heel klein kasseienvretertje. Wel, één groot kippenkot, op weg naar de kasseien van Erre. Het is namelijk tegenwoordig zwaar mode dat in de aanloop naar de bergen al de klassementsrijders op de eerste rij willen zitten. Niet dat het daar zo gezellig is, maar het schijnt daar relatief veilig te zijn. Gisteren dus ook weer de overheersing van de klassementsrijders. Het waren er, pak ‘m beet, tien die allen door minstens vier ploeggenoten naar voren gebracht moeten worden. “Ha gezellig, … ja meneer de klassementsrijder kom er maar bij hoor. Hier op de eerste rij is eigenlijk slechts plek voor een man of zes, maar we rammen er wel even een paar de sloot in”.

Helpers die nog nooit een kassei van dichtbij hebben gezien en klassementsrijders die niet eens weten hoe je het woord “kassei” schrijft, zouden wel eens even laten zien hoe dat manoeuvreren in z’n werk gaat, want de kopmannen moeten toch echt bij de eersten aan die kasseien worden afgezet. Kijk, ik heb ooit wel eens Tchmil en Planckaert via het trottoir van de Broektestraat in Berchem zien manoeuvreren om in een ideale positie aan de Oude Kwaremont te beginnen. Daar had ik wel vrede mee, want zulke mannen horen daar ook thuis. Moet je je eens voorstellen hoe de klassementsrijders zullen pruttelen als de voltallige bus zich vol sprintend naar een berg begeeft om zich daar lekker van voren en in het midden van de weg te nestelen. Men zal het immers als niet-klimmers die dag nog zwaar genoeg krijgen om niet buiten de tijdslimiet binnen te komen. Is het doel om de Tour te winnen voor de één, van zoveel meer importantie, dan het doel om de Tour op een succesvolle manier uit te rijden voor de ander? Blijkbaar.

Heel apart overigens van de Tourorganisatie om twee schattige kasseienstrookjes in die derde rit te proppen. Even de sfeer van de hel laten proeven, zal men hebben gedacht. Nou, amehoela, niets hel. Ja, de aanloop ernaartoe, dat was de hel. Renners over de kop en zwaar gekwetst in de sloot. Nee, de truc met de kasseien was beslist niets meer dan een zwaar gesponsorde VVV-escapade. Zo ééntje die thuis hoort in het rijtje van de Passage du Gois. Hartstikke leuk, in de eerste week van de Tour van 1999 met honderdtachtig renners vrolijk over een spekgladde mosselbank. Wat een prachtige natuurbeelden waren dat. Bloedende hoopjes renners her en der in het slijk… Nog even en volgend jaar ligt er weer een finish aan de voet van de Mont Saint Michel, met dien verstande dat ze daar nu volle bak moeten sprinten als het vloed is. Reserveer nu alvast uw plaatsen!

Even terug naar de rit van gisteren. Na de finish op de Avenue des Flandres (kan de contradictie nog groter) rijden de Armstrongs, Ullrichs, Hamiltons en Herassen na de finish glimlachend uit. Zij zaten bij elkaar in de eerste groep en hebben geen tijd verloren. Hun dag is geslaagd, want in ritten als deze, win of verlies je namelijk tegenwoordig de Tour. Immers, al die klassementsrijders zijn goed omringd door buffels voor op het vlakke en geiten voor in de bergen, verkennen al in het voorjaar de belangrijkste etappes en beschikken over het beste materiaal. Tevens rijden ze allen een tijdrit met een gemiddelde van vijftig per uur en klimmen ze met een gemiddelde van dik in de twintig omhoog. De Tour wordt dus gewonnen door die klassementsrijder, waarvan zijn tegenstanders net iets meer pech hebben en net iets vaker een slechtere dag hebben, dan hijzelf heeft. En Servais? Hoe ging het daar mee? Wacht, dan vat ik het even samen: valpartij Mayo, Servais opgehouden, Servais achtervolgen, nieuws Mayo bekend in peloton, US Postal op turbo over kasseien, eerste groep met schuim op bek richting finish en groep van Servais … bye bye, zwaai zwaai!

Tot slot is me één ding over die klassementsrijders nog niet duidelijk. Passen zij zich nu aan de Tour aan of de Tour zich aan hun? Wat me wel duidelijk is, is dat er steeds minder aanvallers het tot een succes brengen. Het woord “aanvaller” durf je tegenwoordig bijna niet meer uit te spreken. Want hoe een geweldige flapdrol ben je wel niet, als je bij een Tour-poule een aanvaller in je ploeg opstelt. Neem nou bij mij op het werk. Vijftig deelnemers, negenenveertig dezelfde ploegen met, wat dacht je, Armstrong, Ullrich, Hamilton, Mayo, Heras, McEwen, Petacchi, Kirsipuu, Hushovd en Zabel. Één flapdrol die zonodig een aanvaller moest opstellen. Wie? Wel, ik! Ik heb Servais in plaats van Mayo. Ik geef het toe, ook in mijn lijst overheersen de klassementsrijders, want de bulk aan punten komt toch van hun, maar toch blijf ik in Servais geloven. En je zal zien … met zijn punten maak ik het verschil!

Evert de Moor