Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 21 - september 2004


Een wielerwedstrijd: een analyse

Ik ben een loper, geen fietser. Ik had altijd wel een racefiets, maar die hing mooi voor de sier aan een beugel in de garage. En als ik dan eens ging fietsen en het einde van de brandgang haalde, vond ik dat ik ver genoeg was geweest. Maar sinds ik Servais volg, is dat wel iets veranderd, immers Servais stimuleert, motiveert en activeert. Tsjakka! Verwacht geen wonderen hoor, maar op mijn niveau ben ik er tegenwoordig serieus mee bezig. Zo heb ik vorige week mijn eerste wedstrijd heb gereden. Vraag me niet naar het hoe en waarom, het kwam er gewoon van. En dan nog wel in Frankrijk, ergens aan de Côte Picarde. Geen berg te bekennen, maar (zoals Servais dat dan altijd zegt) geen meter vlak. Een goede uitslag interesseerde me niet, de sfeer en de gebruiken in de wedstrijd daarentegen wel. Ik wilde dat gewoon eens meemaken. En nogmaals, … het kwam er gewoon van.

Stellen dat een goede voorbereiding van groot belang is, is natuurlijk een geweldige open deur. Dat je hierbij geen last van zenuwen kan gebruiken is, in ieder geval voor mij, zeer evident. Ik geloof niet in iets als een gezonde spanning. Juist bij duursporten kan je erop wachten, dat je de rekening gepresenteerd krijgt voor een slechte nachtrust en het niet of nauwelijks tot je nemen van voedsel. Helaas heb ik de aangeboren afwijking dat ik zenuwachtig van aard ben. De anderhalve banaan en het korfje vruchtenyoghurt met müsli had ik voor de start al helemaal verbrand door me druk te maken om allerlei futiliteiten. Noodgedwongen moest ik al na tien kilometer wedstrijd beginnen met eten.

Eigenlijk mag je in het beginstadium nog niet van een wedstrijd spreken. Als het spel begint, merk je dat vanzelf. Het hele spul rijdt dan veertig. Helaas voor mij slaan ze dertig gewoon over. Veertig rijden, voelt aan alsof je zodanig in je ballen wordt geknepen, dat je milt door je neus naar buiten komt. En je kan roepen dat het zachter moet, maar niemand luistert. Een snelheid van veertig is overigens eenvoudig te relativeren, want dit zegt nog helemaal niets over een gemiddelde snelheid. Hoe moet een menselijk lichaam zich wel niet voelen na een wedstrijdgemiddelde van veertig? Wielrennen is dan ook geen fietsen meer, maar jagen. Je lichaam is een fabriek die op volle toeren draait. Alles pompt, kneedt of trekt samen en wel tegelijkertijd.

Ik begrijp uit teksten van Servais op de site, dat als hij gezond is, zijn hartslag bij inspanning goed omhoog gaat. Ik weet niet hoe dat werkt met je hartslag. Als je goed getraind bent, heb je dat een lagere hartslag, dan wanneer je minder goed bent getraind? Of heeft het te maken met aanleg en heeft de één van nature een hogere maximale hartslag dan de ander. Hoe dan ook, op een gegeven moment reed ik op één van de heuvels met een hartslag van honderdzevenentachtig naar boven, geweldig in het rood. Ik voelde dat ik niet naar anderen moest kijken, want op het moment dat ik zag dat zij sneller gingen, had dat een nadelige invloed op mijn tempo. Ook probeerde ik niet te kijken of ik het einde van de klim kon zien. Toen ik dit toch deed en het einde nog niet in zicht was, deed dit mijn moraal en dus indirect mijn tempo geen goed. Psychologie?

En over psychologie gesproken. Over de gedragingen in een peloton kan je zonder enig probleem een proefschrift schrijven en daarop op afstuderen. Voorin gaat het er enorm zenuwachtig aan toe. De eersten zijn constant bezig met de snelheid op peil te houden, of erger nog, te verhogen. Als je daar niet aan mee doet, heb je voorin niets te zoeken. En dat laat men je dan weten ook. Hiervoor maakt men gebruik van schuttingwoorden en wenst men je vreselijke ziektes toe. Tevens verheffen ze hun stem of blazen ze met getuite lippen het speeksel dat zich in hun mond bevindt in jouw richting. Daarentegen is achterin rijden ook niet alles en kost misschien nog wel meer kracht dan voorin rijden. Voor iedere bocht in de remmen voor je voorganger en na de bocht weer optrekken om in zijn wiel te komen.

Nog even terug naar het hongergevoel. Als dat gevoel krijgt, ben je dan al te laat en kan daardoor je lichaam het alsnog aangeboden voedsel niet meer omzetten in energie? Of is er nu juist voor dit moment die vloeibare voeding? Leuk trouwens, eten met een op volle kracht pompend hart en een door de geleverde inspanning inmiddels overgevoelige maag. Het lijkt kinderspel zo’n “gelleke” leeg te zuigen, maar doe het maar eens, vol ademhalend. Voor je het weet blaas je erin en hangt heel je bek onder. Vervolgens aan je handen, je stuur en je remgrepen. Moet ik nog verder gaan? Ook drinken is heel belangrijk. Alleen nodigt dit ook niet echt uit. Je ademhalingsritme verstoord en even geen zuurstof, die je nu net zo nodig hebt. En van drinken met je plassen. Ik zal de details achterwegenlaten, maar verwacht niet dat je niet je stuurlint raakt, als je voor het eerst in je leven vanaf je fiets je blaas ledigt.

Je hebt dan ook nog zoiets als een finale rijden. Het viel mij op dat dit een mix is van conditie, parkoerskennis en ervaring. Het tempo ging in de laatste kilometers ging alsmaar omhoog. Op dat moment is, waarschijnlijk door vermoeidheid, je concentratievermogen toch sterk verminderd, tenminste in ieder geval bij mij. Op je tegenstanders letten en bochten inschatten lukt je bijna niet meer. Ik was alleen maar bezig met fietsen, pardon, jagen. Ook is parkoerskennis erg handig. Een handjevol plaatselijke coryfeeën wist dondersgoed waar ze in de laatste afdaling wel, en vooral niet, in de remmen moesten gaan. Zij maakten dan ook het onderling uit. Zwabberend over de weg naar de finish, want het gaat immers alleen om de eerste plaats, op elk niveau.

Een wielerwedstrijd rijden, lijkt zo vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Een wielerwedstrijd is meer dan alleen maar dom rechtdoor fietsen. Een wedstrijd rijden is een mix van een optimale voorbereiding, een goede conditie, parkoerskennis en ervaring, dan wel koerinzicht. Er zijn dus een boel factoren die ervoor zorgen dat de winnaar wint. En dat is niet per definitie de beste in de wedstrijd. Wielrennen mag dan, ook gelet op de UCI-ranglijst, een individuele sport zijn, steeds vaker is het individuele belang ondergeschikt aan het collectief belang. Maar toch met dat ene verschil, want er is er maar één die het genot van het als eerste de finish passeren ondervindt. Bij een team sport winnen er elf of zoveel als er in dat team zitten. Is dan dat genot van die ene hetgeen, dat het wielrennen zo speciaal maakt? Ik denk het wel. En mijn uitslag? Dat is niet zo belangrijk. Ik wilde het gewoon eens meemaken en … het kwam er gewoon van.

Evert de Moor