Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 23 - maart 2005


“Het kunstje van de aap”

Desmond Morris schreef in de vorige eeuw het boek The Naked Ape. Een prachtig boek, tenminste als je niet onwelwillend staat ten opzichte van de evolutietheorie, over de mens als aangeklede aap. Apen voeren intuïtief dezelfde handeling uit, ook wel kunstjes genoemd, waarin zij zich in de loop van de tijd “professionaliseren”. Die kunstjes worden voornamelijk uitgevoerd met het oog op het verkrijgen van iets. Soms is dat seks, een andere keer een banaan. De keuze zou afhankelijk zijn van de sekse van het dier (ik zeg niets…). En nu het toch over apen gaat, zal ik het maar gelijk verklappen. Servais is een aap! Dat klinkt erg rottig, maar dat is het niet. Want wij allen zijn apen, homosapiens om precies te zijn. Ook Servais kan een kunstje: alleen aankomen. En ik weiger om bij hem te spreken over alleen moeten aankomen, dat toch enige beperkingen impliceert. Nee, ik spreek bewust over alleen kunnen aankomen, dat juist impliceert dat hij daarvoor sterk genoeg is.

Het was lang geleden, maar laatst deed Servais zijn kunstje nog eens, en wel in de vijfde rit van de Tireno. En nog zoiets, want spreek je nu over een kunstje doen of een kunstje flikken, als je je beseft dat dit laatste woord niet echt wordt omarmd binnen het wielermilieu. Maar goed, het kunstje was er en dat had ik niet verwacht, want om verschillende redenen was ik er al vanuit gegaan, dat de kans dat een gecastreerde mannetjes pinguïn een pas aan haar aambeien geopereerde vrouwtjes ijsbeer bespringt, vele malen groter zou zijn, dan het door Servais ter uitvoering brengen van zijn kunstje in een internationale koers. En nogmaals, want ik kan er geen genoeg van krijgen, Servais deed zijn kunstje. En hoe? Met een groep in de aanval, een boel nat op z’n flikker en op tien kilometer voor de finish alleen weg met de geit. Overigens wel jammer dat de beelden daarvan alleen te zien waren via een radiografisch bestuurbare postduif van één of andere uitheemse Bokki-Wokki-omroep.

Toen ik het verslag van die Tireno-etappe las, moest ik erg denken aan Parijs-Roubaix 2001. Was dat ook niet iets met een kopgroep, een boel nat en een beslissende demarrage op tien kilometer voor de finish? En iedereen die nog steeds zeikt over het tactische ploegenspel die dag, moeten ze direct aan krokodillen voeren, die de afgelopen maand alleen maar knäckebröd met fetakaas hebben moeten vreten. Want Servais was die dag sterk genoeg om alleen te kunnen aankomen. Trouwens, hoe sterk moet je niet zijn, als je er na zeseneenhalf uur koers nog vandoor kan gaan om vervolgens met een gemiddelde van meer dan tweeënveertig in het uur tot aan het rode vod te rijden? Buiten dat hebben Dierckxens en Hincapie na afloop verklaard dat men toch echt volle bak achter Servais heeft gereden. En dat allemaal in de zwaarste Parijs-Roubaix die Museeuw ooit heeft meegemaakt, zo las ik een half jaar geleden.

En na het kunstje in de Tireno, ga ik heel voorzichtig denken aan Parijs-Roubaix 2005. Want wat zeker niet in het nadeel van Servais werkt, is dat ze dat achterlijke Bos van Wallers-Arenberg eruit hebben gezwierd. Want als er iets niet in een koers thuishoort, is het wel dat bos. De stenen liggen daar niet slecht, maar heel slecht en de weg is daar niet smal, maar heel smal. Gezellig, met z’n allen met zestig in het uur tegelijk de trechter in, om er vervolgens weer uit te komen met het gevoel of Bef-Bef, de Mongoolse dwerg chiwawa, z’n tandjes in je scrotum heeft gezet en dit de rest van de middag niet meer loslaat. En dat bos kan Servais gestolen worden, zoals dit tevens geldt voor Wauters, die daar vorig jaar twintig man over zich heen kreeg, en Gaumont, die daar in 2001 al na enkele seconden ploeteren de Middeleeuwse veen-humus van dichtbij kon gaan bestuderen.

Ennuh? Het koersverloop in Parijs-Roubaix 2005? Een groep in de aanval, een boel nat op hun flikker en er één op tien kilometer voor de finish weg met de geit? Het kunstje van Servais? Het kan, maar het zal van veel factoren afhankelijk zijn: het kopmanschap van Boonen, de conditie van Hincapie, de parkoerskennis van Hushovd, de aanwezigheid van een mystery guest, zoals Guesdon destijds, of een “Davitamon-Lotto Pipo” in je wiel, waarbij ik er bij deze laatstgenoemde, door Boonen verzonnen, “benaming” nog niet uit ben of je hier spreekt over een pleonasme, contaminatie of tautologie? Maar goed, laten we hopen dat de aap in Servais opstaat en dat hij zijn kunstje doet. Of het slaagt? Dat zien we wel, maar als het aan mij ligt, wint gewoon de sterkste, net zoals in 2001. En ik wil het niet hebben over: op wie Servais moet letten, waar hij vooraan moet zitten en vooral waar hij moet gaan. Dat weet hij zelf dondersgoed. Of om met mijn opa zaliger te spreken: “een oude aap hoef je geen smoelen leren te trekken”.

Evert de Moor