Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 26 - augustus 2005


“Until Elvis comes back ”

In Chaam deed ik het voor het laatst. Het was in 2003 en daarna het ik het nooit meer gedaan. Nee, niet dat…, maar naar een criterium gaan. En waarom niet? Wel, ik heb niets, maar dan ook totaal niets met al die boerende zuipers en vretende vetworsten die het wielrennen reuze interessant vinden, zolang de tap maar open is. Al die wandelende beugelflessen, die denken dat de Paddestraat een voortvloeisel is uit de Flora- en founawet. Niet meer tussen hen! Ik duik wel weer op, als het echt iets met wielersport te maken heeft. Tijdens Het Volk bijvoorbeeld, bovenop de Molenberg of in de Ronde van Vlaanderen, net voor Roborst, waar trouwens Wesemann dit jaar zijn hele maaginhoud overboord gooide en jankend in de volgwagen stapte. Maar helaas, op sommige momenten ben ik zo wispelturig als het weer. Want als op 27 juli blijkt, dat ik niet op vakantie ben en m’n opoe niet jarig is, beslis ik om weder te keren naar Chaam. Naar een criterium, waarover ik gezworen had, om er nooit meer heen te gaan. Nooit meer … “until Elvis comes back”!

En daar sta ik dan, man van principes, aan de kleedkamers bij het voetbalveld in Chaam. Pontificaal tussen de hupsende Ob-tamponnetjes van net veertien, die allemaal met Servais op de foto willen. Hoera! Ik besluit om dit aandoenlijke schouwspel als de wiedeweerga achter mij te laten en mijn heil te zoeken in de Dorpsstraat, waarvan ik al van te voren weet, dat inhoud het beste te rangschikken is onder de categorie: “overigen, ongesorteerd”. Als ik daar aankom, klinkt in een sinistere hoek opeens een ridicuul gerijmel. Iets korter door de bocht: Jacques Herb blèrt “Manuela”. In tegenstelling tot de laatste keer in Chaam heb ik nu niet mijn “Tralala-ik-ben-Knavenfan-en-dat-laat-ik-weten-ook”-shirt aan en dat scheelt de nodige grappen en grollen bij het passeren van de terrassen. Hoef ik niet uit te leggen waarom nu juist die “veteraan” en blijf bespaard van de nodige rondjes. En over rondjes gesproken. Servais rijdt vandaag een thuiswedstrijd. Het zal hém dus wel de nodige rondjes kosten. Toen ik hem daarmee confronteerde, vertrouwde hij me toe, dat hij er vanavond wel “vijfentwintig zou doen”. Ik geef toe, … ik moest ook even denken.

Nu had ik die avond al heel wat fraais langs zien komen: Heinekenhoedjes, Grolschbretels en een plooirok, die zonder enige bedenkingen als keukengordijn kon functioneren, maar dat Armani-pak sloeg werkelijk alles. Blijkt daar potverdorie de peter van Mirre Knaven in te zitten. Nu goed, het boerde en zong niet, maar toch: streepjespakken en wielrennen? Het duurde even voordat ik mijn in allerijl gevormd beeld van hem, als erelid van de geprivilegieerde bourgeoisie, liet varen. Je kon duidelijk zien, dat enkel familiale aspecten de grondslag vormden voor zijn bezoek aan het criterium. Gelet op zijn enthousiasme tijdens de wedstrijd moest ik er wel vanuit gaan, dat hij niet beter wist, dat Lance Armstrong de eerste man op de maan was. Daarnaast deed het mij goed om, gelet op zijn postuur, er ook vanuit te mogen gaan, dat er nog mensen zijn, waarvoor mijn trainingsgemiddelde van amper twintig per uur een wereldprestatie is. Als we na anderhalve minuut stilstaan een beetje moe worden, biedt de tuinset van tante Apollonia uit de Baarleseweg uitkomst…

Onderuitgezakt koekeloer ik naar het voorbijrazende peloton. Tot mijn stomme verbazing zie ik, dat ook Servais aan het koekeloeren is. Bij iedere passage focust hij zich feilloos op zijn familie. Hij wuift en laat een “big smile” zien. Echt ongelooflijk, dan rij je daar over de vijfenvijftig per uur en ga je op je gemak de breedbekkikker zitten uithangen. Pas op drie ronden van de finish is de act over. Servias zit inmiddels in de kopgroep en die gaat als een speer. Nu is het wuiven definitief gedaan en kijkt hij uit z’n ogen als een onvervalste Papoea, die net voor het eerst op internet is terechtgekomen. Voordat de laatste ronde ingaat geeft Servais nog eens gas. De kopgroep kraakt, de speaker tettert de longen uit z’n lijf en het volk neemt er nog één. De versnelling van Servais vormt een indrukwekkend beeld. En zo zie ik hem het liefst: platgelegen op zijn stuur, in een onverbiddelijke cadans de hele rataplan tiranniserend met een mathematische precisie.

Nu goed, ik geloof niet dat Servais erg opgewonden wordt van zijn derde plaats. Het zal hem wel voldoening gegeven, dat een ploeggenoot het heeft afgemaakt. En ook mij geeft het voldoening, als ik op weg naar huis Servais op de fiets tegenkom. Even uitrijden, heet dat. Ik rijd m’n auto naast hem. Met de auto kan ik hem wel hebben, denk ik, op de fiets is dat andere koek. Ik open het raampje en vraag of het nog even kan. “Geen probleem”. En daar rijden we dan, zomaar in het tijdloze, ergens op weg van Chaam naar Meerle, met een gesprekje over alles en niets. En dit zijn ze dus, de serene geneugten des levens. Inmiddels vormt er zich achter ons een bonte stoet van auto’s, waarin niemand zich druk maakt over de afdeling “Beste Mona”, die kletsend de boel ophoudt. Dan besluit ik door te rijden. Als ik in mijn achteruitkijkspiegel kijk, zie ik nog net hoe Servais zijn hand opsteekt. Wanneer ik weer terugkeer naar zo’n criterium? Geen idee? Hoelang nog bewonderaar van Servais? Nou, heel simpel … “until Elvis comes back”!

Evert de Moor