Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 27 - december 2005


“Servais is een man van de ploeg”
Een goed gesprek met verzorger Dirk Nachtergaele

Dirk Nachtergaele is verzorger bij QuickStep-Innergetic. In zijn geval schrijf je “verzorger” met een hoofdletter V. Exact dezelfde hoofdletter die je gebruikt voor “vader” en “vriend”. Dirk die, inmiddels al vier generaties wielerkampioenen lang, zich als een volleerde meester in de mimicry tegen elk vijandelijk complot van ongewillige spiergroepen met onovertroffen succes teweerstelt. Dirk die, met één gracieuze armbeweging een etenszak bij zijn geliefden krijgt, waardoor deze reageren als door Cupido’s pijl getroffen. Diezelfde Dirk en vanzelfsprekend ook zijn collega-verzorgers zijn intussen de vleesgeworden wonderzalf van Servais. Een sportieve samenwerking die voor Servais in 2001 startte bij Domo-Farm Frites en op dit moment op de drempel van het zesde levensjaar staat. Op de avond van de start van de Zesdaagse van Gent praat Dirk in het Holiday Inn, in datzelfde Gent, over zijn samenwerking mét, het karakter ván en zijn bewondering vóór … Servais.

Kan je vertellen hoe Servais in de koers is?
“Servais is iemand die geweldig goed een koers kan lezen. Daarmee bedoel ik dat hij op het juiste moment de juiste opdracht kan geven. Je moet denken aan opdrachten om te rijden of juist niet. Gaan we met de ploeg een waaier trekken of gaan we afwachten? Op dat gebied zie ik Servais als een meesterlijk iemand. Iemand waarvan Tom Boonen - en dan heb je het toch over iemand - zonder enige twijfel een opdracht aanneemt. Ook durf ik zeggen dat Servais een hele grote gentleman in de koers is. Een voorbeeld? Tijdens de bevoorrading in de Omloop Het Volk van dit jaar miste Servais zijn etenszakje door een kamikazeactie van een renner die via het fietspad terug op de weg kwam. Zo’n actie zal je Servais nooit zien maken. Maar pas op hè, rijdt hem niet in de wielen. Als de ploeg een finale rijdt en er komt iemand storen, dan kan hij die hard toespreken. Die renner gaat beslist geen tweede keer storen.”

En buiten de koers, is hij dan anders?
“Buiten de koers is Servais een animator voor zijn ploeggenoten. Het is met hem vaak lachen geblazen aan tafel. Hij begrijpt de Vlaamse humor als geen ander en kan die humor bovendien erg waarderen. En dat is toch heel wat, als Nederlander. Nederlanders en Vlamingen houden over het algemeen niet van dezelfde soort humor. Andersom trakteert Servais de toch overwegend Vlaamse kern van de ploeg op Nederlandse humor. Als de ploeg bijeen is voor een koers, trekt hij met zijn DVD-spelertje langs de hotelkamers. Ik kan me herinneren, dat de DVD van Frans Bauer geen overweldigend succes was, maar die van Hans Teeuwen wel. Vreemd toch? Want de humor van die Hans Teeuwen is beslist niet op Vlamingen gericht. En toch krijgt Servais het voor elkaar. Ik noem dat geen grap. Ik noem dat een stunt (grinnikt)!”

Heeft Servais bepaalde rituelen voor aanvang van een koers?
“Voor zover ik weet, heeft hij die niet. Hij is wel tamelijk alert op zijn materiaal. Zo inspecteert hij de dag voor een klassieker zijn fiets. Ingrijpende aanpassingen levert dit niet op, enkel wat details. Ook op het gebied van voeding heeft hij geen grote afwijkingen. In principe krijgen al de renners voor aanvang van de koers een zelfde aantal voedingsproducten mee. Servais vraagt altijd een flesje krachtdrank extra. Maar dat is dan ook het enige wat me te binnen schiet. Servais is geen moeilijke kerel hoor. Hij is klaar en duidelijk.”

Wat is kenmerkend voor de bouw van Servais?
“Ik zeg altijd dat hij een kort, potig menneke is. Hij is een blokske die je niet snel opzij duwt. Daarentegen is hij ook flexibel en wendbaar. Hij heeft het in zich om in het gewoel naar een kasseistrook toe, als eerste die strook op te draaien. Qua spierstelsel is hij gemaakt voor dit soort werk. Servais heeft korte benen die een mix van korte en lange spieren bevatten. Het stelt hem enerzijds in staat om langdurig aan een hoge intensiteit te rijden, denk hierbij maar aan tijdrijden. Anderzijds stelt het hem in staat om heel explosief te zijn, wat hem bijvoorbeeld in de gelegenheid stelt om naar bochten toe te sprinten. Het blijkt - en dan overdrijf ik niet - dat hij met zijn spierstelsel een brede waaier van activiteiten aankan.”

Zou Servais conditioneel gezien een marathon kunnen uitlopen?

“Als Laurent Jalabert dat kan, waarom zou Servais dat dan niet kunnen (droog)? Servais zal een minder grote stap hebben, maar hij kan het zeker. Trouwens, in mijn ogen moet de gemiddelde beroepsrenner conditioneel gezien deze prestatie kunnen leveren. Men moet daar echter wel voor trainen. En let op, zo verkeerd hoeft die afwisseling tussen fietsen en lopen niet te zijn. Ik vind dat je in de winter alles aan training moet doen wat je kan doen. Dit om het effect van een reus op lemen benen - en dan daar het tegengestelde van - te voorkomen. Begrijp je wat ik bedoel? Nu denk ik dat lopen niet zo Servais zijn ding is. Servais heeft vanaf zijn jeugdjaren de wintermaanden overbrugt met het fietsen op de baan. En normaal gesproken ga je na ongeveer negentien jaar fietsen niet ineens een marathon lopen.”

Parijs-Roubaix in 2001, was dat echt één van de zwaarste versies ooit?

“Het was in ieder geval een hele glibberige en modderige versie. Ik vind dat iedere Parijs-Roubaix zeer zwaar is. Is het niet door het slijk, dan wel door het stof. Parijs-Roubaix is een koers voor specialisten. Of er nu in de nattigheid of in het stof wordt gereden, in deze koers zie je de specialisten vooraan in de uitslag terug. Wat ik wil zeggen is dat we in 2001 ook in een stoffige hel dezelfde uitslag hadden gekend (overtuigend). Het was een verdiende overwinning van Servais. Ik herinner me nog dat ik hem als een hoopje ellende opving. Een hoopje ellende dat dolgelukkig was. En ook ik was dolgelukkig. Net zoals ik dat was toen de grote namen Johan Museeuw, Franco Ballerini en Andrea Tafi wonnen. Maar met het verschil dat ik het geluk bij de overwinning van Servais intenser beleefde. Net als ik dat heb bij bijvoorbeeld Kevin Hulsmans of Nick Nuyens. En mijn geluk is dan zo intens, omdat zij veel werk voor de ploeg verrichten, maar zelf weinig aan de bak komen.”

Hoe slecht was de finale van de Touretappe naar Bordeaux in 2003 voor je hart?
“Die finale was een heel emotioneel moment uit mijn carrière. En met name door wat er allemaal aan vooraf was gegaan. Servais had zich in die Tour al volledig ingezet voor de ploeg. Dit had zijn reserves al flink aangetast. Hij overlegde met ploegdokter Toon Cruyt en vroeg zich daarbij af, indien hij zich twee dagen zou sparen of hij zich dan daarna volledig zou kunnen geven in de rit naar Bordeaux. Dat lukte! En de manier waarop? Op twintig kilometer van de finish ervandoor en constant in het vizier van de achtervolgers. Na afloop beleefde ik nog een mooi moment, toen Mart Smeets aan mij vroeg, hoe ik me voelde. Ik antwoordde hem dat ik zeer gelukkig was om deze overwinning te mogen meemaken. Het was een heel klein geschenk dat Servais terugkreeg voor hetgeen hij tot dat moment voor de ploeg had gedaan. En dat gevoel maakte mij gelukkig. Ik was emotioneel toen ik het tegen Mart Smeets vertelde. Ik had de tranen in mijn ogen … emotionele bullebak, die ik ben (berusting).”

Servais moet alleen aankomen. Hoe zit het met zijn vermogen om in een finale maximaal te rijden?
“Eigenlijk is het heel eenvoudig. Het is net als bij een auto: als je bijtankt, kan je blijven rijden. Toch even terug naar de Tour, want juist daar is dat anders. In de Tour nemen ze iedere dag een beetje van je weg: van je spieren, van je krachten, van je wilskracht en van je doorzettingsvermogen. Je takelt helemaal af, totdat je in Parijs bent. Bij een ontsnapping rijd je normaal gesproken net onder je overslagpols. Maar op het laatst ga je er boven, dan rijd je een finale. En dat kan je in normale omstandigheden alleen maar als je jezelf goed verzorgt en op dat moment optimaal bent. Juist daarom was het zo intelligent van Servais om twee dagen voor Bordeaux te beginnen met zich zoveel mogelijk te sparen, zodat hij in die rit naar Bordeaux een grote fysieke inspanning kon leveren. Hij spaarde alle energie op en pleegde zijn coupe.”

Servais is geen klimmer. Waarom verteert hij wel de Vlaamse heuvels zo goed?
“Explosiviteit en uithoudingsvermogen zijn verschillende aspecten, ook bij het klimmen. Om als eerste op bijvoorbeeld de Kemmelberg te zijn, moet je explosief zijn … zou je denken. Maar dat klopt niet helemaal. Ik ken renners die geweldig explosief zijn, maar de Kemmel niet opkomen. Ik denk aan Jaan Kirsipuu en Dimitri De Fauw. Wat je wel moet hebben? Explosiviteit? Jazeker, maar ook aanleg. En Servais beschikt over beiden, daarom verteert hij de heuvels van bij ons zo goed. Servais is daarbij vergroeit met zijn wedstrijden. In de wielersport bestaat een ongeschreven wet die zegt dat renners in dezelfde wedstrijden altijd goed zijn en in dezelfde andere wedstrijden altijd slecht. Er is hiervoor geen wetenschappelijk bewijs. Eigenaardig, maar het is zo. Er zijn coureurs die naar de Panne gaan en daar heel slecht zijn, maar juist goed zijn in Vlaanderen.”

Hoe zit het met het herstellingsvermogen van Servais na een zware inspanning?
“Ik denk dat Servais zijn eigen lijf heel goed kent en dat is een pré voor hem. Qua voeding weet hij precies wat hij wil. Mij hoor je niet zeggen, dat Servais op het gebied van het tot zich nemen van voeding, een voorbeeld voor de jeugd is. Hij weegt niet alles op een schaaltje voordat hij het opeet. Hij eet wat zijn lichaam aankan en waarmee hij vooruit kan. En dat is ook eigenlijk het belangrijkste. Servais is iemand die ik qua voeding niet hoef te begeleiden, maar als ik dan toch iets uitleg, is hij één en al oor. Servais weet hoe hij moet recupereren. Na afloop van de inspanning krijgen onze renners een herstellingsdrank. Deze drank bevat mineralen, suikers en eiwitten. In het eerste uur na de inspanning wordt hetgeen je hebt verbrand het snelst door je lichaam weer opgenomen. De trage suikers zijn voor de energievoorraad, de eiwitten voor het spierstelsel en mineralen voor het vochtgehalte.”

Aan wat zie je dat Servais in vorm is?
“Als je renners jaren kent, weet je of ze goed zijn of niet. Het is die blik in de ogen. Als ze die hebben, staan ze scherp. Je voelt het aan de spieren en ziet het aan hun eetlust. Dit geldt niet alleen voor Servais overigens. Ook weet ik dat als Servais zijn muziek volle bak staat, hij in goede doen is. En weet je? Ook ik heb dat. Als ik uitbundig ben, luister ik naar hardrock en alles wat knalt en giert. Maar als ik rust nodig heb of me moet concentreren, luister ik naar Franse chansons met mooie teksten (zwijmelt). Als Servais zijn vorm niet optimaal is dan heeft hij een soort twijfel over zich. Nervositeit is niet het goede woord, maar hij vraagt zich af of hij wel een bijdrage aan de ploeg kan leveren. Maar pas op, als dat achteraf dan niet het geval blijkt te zijn, zoekt hij geen uitvluchten. Dan zegt hij dat hij gewoon niet goed genoeg was. Klaar! Als je hem vervolgens een wedstrijd laat overslaan, doet hij er alles aan om de wedstrijden daarna er weer te staan.”

Hoe gaat Servais om met emoties als “woede” en “blijdschap”?
“Als Servais een probleem heeft dan moet dat opgelost worden. Het maakt in principe niet uit met wie hij daarover zal spreken. Soms met Patrick Lefevere, een andere keer met Ivan van Mol of met Fitte. Maar ook met mij. Hoe dan ook, dat probleem wordt opgelost. Als er bijvoorbeeld iets in de koers is misgelopen en ik vang Servais na afloop op dan kan hij op dat moment de zondaar helemaal stijf vloeken, maar niet waar die bij is. Servais gaat heel gedistingeerd met zijn uitlatingen om, zowel richting de zondaar als richting de pers. Als het over blijdschap gaat, weet ik dat Servais intens gelukkig kan zijn met een overwinning van de ploeg. Servais is een man van de ploeg (trots)! Hij heeft het vermogen om zich even gelukkig te voelen als een ploegmaat die wint, dan dat hij zelf wint. Hij weet dat hij geen tweeëntwintig maal per jaar op het podium staat. Maar hij weet ook dat hij hetzelfde aantaal maal per jaar wel mede verantwoordelijk is voor de overwinning. En soms kent zijn uitbundigheid dan geen grenzen. Zoals in de Tour van 2004, toen Tom Boonen de rit naar Anger won. Na al die tegenslag vooraf, eindelijk de welverdiende overwinning. Servais uitte zijn emoties door na afloop van de rit op de parkeerplaats de polonaise in te zetten.”

Op welke manier draagt Servais bij aan het geluk in je leven?
“Ik heb nu al drie of vier generaties coureurs meegemaakt. Ik word ouder en ben inmiddels een soort vaderfiguur binnen de ploeg. Maar ik kan vertellen dat Servais een persoon is waarvan je weet wat je er aan hebt. Als iemand anders van de ploeg wint, ga ik steevast Servais bedanken. En dat doe ik, omdat ik weet dat er ook een stukje van hem in die overwinning zit. Misschien wel het mooiste gebaar dat ik Servais zag maken, was na afloop van de laatste rit van de Ronde van België dit jaar. Tom Boonen won het eindklassement en moest naar het podium. Plots riep Servais al de ploeggenoten bij elkaar en voordat de organisatie het wist, stonden al de ploeggenoten gebroederlijk op het podium. En toen zag je Servais glimmen, net als de rest van de ploeg. Bedenk hierbij vooral dat eigenlijk alleen Tom Boonen had gewonnen. En dat zegt alles over Servais en over de ploeg. Weet je, … dat maakt mij gelukkig (knikt instemmend).”

Prakkiserend over Dirk zijn laatste zinnen word je door weifeling overvallen: komt in een individueel geachte sport, de overwinning van het collectief ècht boven de overwinning van het individu? En geldt dat dan voor iedere profploeg in de mondiale wielersport? Of is dat enkel en alleen maar naar de buitenwereld toe? Met z’n allen het wij- of het Tsjakka-gevoel uitdragen, zoals managers dat op een cursus leren? Ook opvallend hoe het positivisme in Dirk zijn antwoorden de boventoon voert. Positief ten opzichte van de sport, de ploeg en Servais. Reëel of hebben we te maken met een middentwintigste-eeuwse romanticus met een fascinatie voor de wielersport? Hoe dan ook, ik geloof onvoorwaardelijk in de oprechtheid van Dirk Nachtergaele. En reeds na één gesprek met hem kom ik tot die conclusie. Dirk, een “verzorger” met een hoofdletter V. Een persoon die individueel geluk ervaart als zich eerst collectief geluk heeft voorgedaan. En dan is hij. Oftewel: hij is, omdat zij zijn…

Evert de Moor, december 2005