Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 28 - maart 2006


Het X-chromosoompje en het wielrennen

Het nieuwe wielerseizoen staat voor de deur. Ik weet al precies waar ik heen ga.Vandaag is dat naar de Omloop Het Volk. En afgelopen week had ik iets geweldigs bedacht. Lekker een dagje met het hele gezin naar het wielrennen. Dat was me nog nooit gelukt en dat moest er nu maar eens van komen. Nog nooit gelukt? Nee, want het gezin bestaat, buiten jullie sympathieke huiscolumnist om, louter uit vrouwen. Nu ja, één vrouw en twee meisjes dan. Allemaal verklaarbaar, ik weet het: hetero en een overdosis aan X-chromosomen in m’n voortplantingskraam. Alles roze bij ons thuis, zover je maar kunt kijken. En, ik zal maar weer eens een stereotype uit de kast trekken, ze geven geen bal om sport. Nou, mijn vrouw dan nog wel, maar alleen als er gebronsde Italiaanse halfgoden in de buurt zijn. Om een lang verhaal kort te maken: ik ga wel alleen. Of toch niet? Want de dag voor de Omloop verscheen er een sprankje hoop voor me. De jongste die pas op muziekles zit, wilde ineens een drumstel en niet zo’n achterlijke blokfluit. En dat was het teken, … dat móest het teken zijn!

De ochtend van de Omloop sta ik met mijn jongste aan het rennershotel in Gent. Ik laat haar zien wat een racefiets is en hoe een rennersbus eruit ziet. Elodie vindt het reuze spannend. Als ik even een ander kant opkijk, roept ze dat er een meneer met een gekke muts aankomt. “Kabouter Plop”, vraag ik stoer, overtuigd van mijn eigen Montesorie-capaciteiten. Bijna goed! Het is Servais, getooid met een helblauwe ijsmuts. Ze geeft Servais een handje en kijkt hem vol bewondering aan. Waarbij ik nu niet helemaal zeker ben of ze onder de indruk is van zijn sportieve uiterlijk of van het feit dat er nu eens niet een lollige papa een wind laat als ze een hand krijgt. Nog genietend van de interactie tussen mijn eigen kleine X-chromosoompje en Servais trap ik wederom met beide voeten in de valkuil van de “het-slaat-nergens-op-maar-ik-stel-ze-toch-maar”-vragen. Hoe voel je je vandaag én alles goed thuis? Echt een wonder dat hij erop blijft antwoorden. Misschien moet ik maar eens origineler uit de hoek komen. Gewoon vragen wat zijn pincode is en of hij zojuist nog eens goed heeft gescheten?

Net voordat we in auto willen stappen om te gaan volgen, loopt Bram Tankink voorbij. Bram is ploegmaat van Servais en heeft een heerlijke “niet-lullen-maar-stoepen”-mentaliteit. “Net opgeroepen”, zegt hij terwijl hij wat frunnikt aan zijn rugnummer. Het nummer 4 is eigenlijk voor Steven de Jong, maar die is ziek. Bram is net in een nieuw baanrecord van Lanaken naar Gent komen stuiven. Heeft tijdens die rit ontbeten, zich geschoren en z’n tanden gepoetst. Bram is nu fris en zoals altijd, in een goede bui. Anderhalf uur later heeft Bram het in de Latemdreef in Sint-Maria-Latem veel minder naar z’n zin. Hij zit in een groepje dat bezig is om het gat naar de kopgroep dicht te rijden. Het lijkt alsof er aan zijn fiets iets niet in orde is. Bram is geïrriteerd en laat dat weten ook. Hij slaat tegen zijn stuur en brult iets in de trant van: “gaan we nog rijden stelletje theemutsen of gaan we kantklossen?” Geen agressie, maar pure passie! Nee, Bram is beslist niet afkomstig uit een overdosis X-chromosomen.

Inmiddels heeft Elodie voor de eerste keer in haar leven een op hol geslagen peloton zien passeren. En dat mijlpaaltje vieren we bij ‘Bij Makki rond de stove’. Ik zweer het, zo heet die tent. Ik bestel een koffie en Elodie bestelt zelf, want we zijn al bijna acht, een stoere Fristi. “Lekker roze, hè pap”, vraagt ze. Ik knik instemmend. Inmiddels heeft Makki ons getrakteerd op haar zelfgemaakte broodpudding met rum. Uit beleefdheid proeven we een stukje. Er is niets mis mee. Net zoals met het sociale gedrag van Makki zelf. Ze schuift aan en vraagt wat we hier in haar dorp doen. “We komen voor Servais”, zegt Elodie. “Ah, Servais Buyens, speler van KSV Oudenaarde. Hij is van Deftinge”, zegt Makki. Elodie en ik kijken elkaar aan. Nou, eigenlijk komen we voor zijn broer. Die heet ook Servais en komt uit Lobith. Hij is maar gaan wielrennen…

Nadat we intussen beiden een Fristi hebben genuttigd in café ‘Het Voske’ in Sint-Maria-Lierde, pal in de bevoorradingszone, zitten we nu saampjes bij de straalkachel van café ‘Le Dimanche’ in de finishstraat in Lokeren. Elodie die inmiddels flink stoned van de Fristi aan het worden is, is er van overtuigd dat wielrennen een typische cafésport is. Maar dat vindt ze helemaal niet erg. Hik! Als Philippe Gilbert op drie kilometer van de finish is, gaan we naar buiten. We wachten op Servais, maar zien hem niet. Op weg naar de rennersbus worden we links en rechts gepasseerd door hijgende renners met zoutafzetting op het gelaat en slijmdraden uit de mond. Getver, niets voor meisjes, bedenk ik me. Plots blijft Elodie bij een kraampje vol wielerspullen staan. Haar mond valt open. Dat wil zij ook! Ook zo’n shirt, ook zo’n broek en ook van die koersschoenen. Het zal toch niet, mijn eigen kleine X-chromosoompje? “Maar dan wel alles roze pap, … knalroze”, zegt ze vrolijk. Godzijdank!

Evert de Moor, maart 2006