Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 32 - september 2006


Wil je nu echt alles weten?

Eigenlijk moet je niet op van die discussiepagina’s rondneuzen. Ze zijn daar namelijk akelig direct. Een ene keer terecht, een andere keer onterecht. Hoe dan ook, duidelijk is dat iedereen die daar berichtjes achterlaat een mening heeft. Zo ook over criteriums. Wat ze daarover weten? Wel, die koersen zijn verkocht man! Ach, de eerste twintig staan al voor de start vast! Boerenbedrog! Boe-boe! Hufters, klojo’s! Geld terug! En weet je wat ik dan denk? Nou en. Gewoon een dikke ‘nou en’! Geef het volk wat het wil. Geef het brood, geef het spelen en geef het een Tour-coryfee als winnaar van het criterium. Criteriums verkocht? Ach, misschien moet je het allemaal wel niet willen weten ook? Chimpansees hebben een ritueel dat als de leider van de groep impotent wordt, de vrouwen van de groep zijn ballen eraf bijten (en dat het dan nog zeker een dag duurt voordat hij doodbloedt). En denk je nu echt dat die apen willen weten of ze later impotent worden? Nou, nou?

Bij het criterium in Zevenbergen houd ik me steevast voor dat ik het mysterie wel even zal doorgronden. Op het moment dat ik een akelig kritische vraag over de eerste twintig van vandaag aan Servais wil stellen, haalt hij zijn brandschone fiets uit zijn auto. “Pas schoongemaakt, vanochtend nog even twee uur getraind”, zegt hij. Ik ben tamelijk onder de indruk van zijn professionele opvatting, maar probeer toch iets van nonchalance uit hem te krijgen. “Feestje gehad gisteren, hoorde ik. Zat zeker en slechte voorbereiding dus?” Maar niets hoor: goed geslapen, stevig ontbeten, getraind, weer gegeten en op naar Zevenbergen. Goed, hier strandt de eerste poging op zoek naar de werkelijkheid. En zelfs een gesprek, wat later in de vestiaire, tussen renners en rennersvrouwen levert geen corpus delicti op. Geen levendige discussie over combines, tactiek en afspraken. Wel over boemerang-kinderen, spuitluiers en de haperende prostaat van opoe. Net een echte maatschappij, die wielrennerij!

Tijdens de rit-in-lijn, die onderdeel uitmaakt van het criterium, regent het aanvallen. Zeven, acht, negen verschillende kopgroepen. Toch wel weer leuk, dit koersscenario. Veel leuker dan het groep-weg-groep-terug-en-massasprint-scenario, zoals je dat in de grote wedstrijden ziet. Ik zie hoe Servais wel een paar keer het spel op de wagen krijgt. Volle bak, alles gevend. “Sehurvaaaas Kehnuaaaave breeeengt die maaaanuhe tehruuug”, klinkt het uit de luidsprekers. Even later komt Servais weer voorbij gestoven. Met de mond wagenwijd open en het hoofd in de, hem kenmerkende, vijfenveertig-graden-stand. Ik heb ook wel eens mijn mond open en mijn hoofd in de vijfenveertig-gradenstand, maar het is misschien beter dat ik daarover op deze vrolijke familiesite niet verder uitwijd. En, criteriums verkocht? Nou dan hebben ze Servais in ieder geval niets gezegd.

Plots begint er iemand tegen me te praten. Hij heeft blijkbaar gehoord dat ik Servais zijn naam scandeerde en vraagt of Servais het hier vandaag regelt, zoals Mark dat in België doet. Hè? Wie Mark, wat Mark? Oh, Mark Wauters? “Nee joh, Servais regelt niet, … die fietst”, puttel ik in akelig correct ABN. En ik zie, niet lang daarna, in slowmotion hoe mijn onvoorwaardelijke geloof in de wereldvrede uiteen spat. Ik besluit het criterium dan ook maar te laten voor wat het is. Met het humeur als dat van twee bevroren konijnen in een vrieskist loop ik terug naar het parkeerterrein, terwijl ik me hevig afvraag hoe lomp deze wereld in elkaar zit. Want het zou toch een stuk prettiger zijn, als het er eens wat subtieler aan toe zou gaan. Subtieler? Nu ja, met iets meer tact gebracht dan het “Hello sir, sucky sucky 5 dollar”, door één of andere mislukte T-gril, ergens uit de buurt van Singapore links af.

Net nadat ik uit pure frustratie besloten heb om me te gaan prostitueren voor wat Breezers, komt Servais nog eens voorbij gestoven. Vol over zijn stuur, mond wijd open … hoofd scheef. Met nog twee ronden te gaan, is hij op weg vanuit de achtervolgende groep naar Koos Moerenhout, de koploper van dat moment. “Sehurvaaaas Kehnuaaaave op de thurboooo”, klinkt het uit de luidsprekers. Plots maakt een Gallicaans inzicht zich van mij meester. Surrogaatgeluk? Nou en! En als de donder rep ik me naar de finish om te zien hoe Servais daar Koos Moerenhout in een sprint avec deux verslaat. Even later scandeert men de naam van Servais en ik doe vrolijk mee, waarbij me het nep-dilemma volledig loslaat. En relativerend bedenk ik me dat er nog veel ergere dingen op de wereld zijn, zoals nagesynchroniseerde Duitse reclame waarbij allesreiniger wordt gepromoot.

Na afloop zie ik Servais. Het zweet op zijn gezicht en het snot op zijn arm. Nep? Ik kijk op zijn computertje en zie dat het een gemiddelde van boven de veertig weergeeft (met al die bochten). Nep? “Bijna op volle snelheid tegen een stilstaande motor gereden. Goed dat Aart Vierhouten nog riep”, zegt hij. Ook nep? Kijk, het maakt mij allemaal niet uit hoor. Nep? Ik heb geen idee. Wat ik wel weet, is dat ik zojuist evenals vele anderen (al dan niet gestimuleerd door enige alcoholische versnaperingen) heb genoten van een fanatiek stukje wielrennen. En het was gewoon erg hardcore dat Servais won in zijn eigen Brabo-land. Klaar! Houdt het er maar op dat je niet ieder detail moet willen weten in het leven. Want zeg nu zelf, wil je echt weten of alles aan dat pracht exemplaar achter de kassa van het Kruidvat echt is? Nou, nou?

Evert de Moor, september 2006