Op zoek naar twee Domo/Farm Frites-bidons is Evert de Moor via Internet met Servais in contact gekomen. Op dat moment totaal ongeïnteresseerd in de renner zelf, maar des temeer in zijn bidons, heeft Evert in het voorjaar van 2002 met Servais kennis gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken: vanaf toen heeft Servais er weer een fan bij. Hieronder de beschouwingen van deze fietsende Knaven-fan.

nummer 33 - oktober 2006


Saai hè, die vent?

Op zondag 1 oktober sta ik zo rond vieren in de middag op de parkeerplaats van de stedelijke sporthal in Doornik. Vandaag wordt de laatste etappe van Franco-Belge gereden. Eerder die middag was het droog, maar nu gaat het regenen. Nou ja, regen? Het zijkt! En natuurlijk sta ik er middenin. Goed, ik weet dat ik er woest aantrekkelijk uitzie met zo’n wet T-shirt, maar deze keer heb ik een ander doel. Ik sta daar, omdat ik Servais zijn laatste officiële koers in het QuickStep-shirt wil zien rijden. Daarbij wil ik mijn steentje bijdragen aan de resuscitatie van de sfeer in dat immer saaie Doornik. Want Servais sluit vandaag toch een periode af, je kunt lullen wat je wilt. Gisterenavond heeft hij nog de ploeg getrakteerd op een uitgelezen bordeaux uit 2003, maar vandaag is het, voor hem althans, een dag als alle anderen. Dus geen gespeech, geen geslijm en geen geblèr, maar gewoon weer als een draaiorgel in de overdrive om een ploegmaat aan de winst te helpen.

Even schijnt zowaar de zon. Daarna is de zonnegod Helios, in zijn door galopperende paarden voortgetrokken wagen, weer in geen velden of wegen te bekennen. Als de eerste druppels weer neerdalen, raak ik bevangen door een flashback van jewelste. Zoals dat vroeger ook bij Bassie en Adriaan ging. Nou, bij Bassie dan. Want die ging het even ‘aan de binnenkant van zijn ogen bekijken’. En ik herinner me hoe destijds een gedeelte van Farmfrites-inventaris,voorheen TVM, werd opgenomen in de nieuwe Domo-Farmfrites-ploeg. Geniaal, die visionaire exercitie van Patrick Lefevere, uitmondend in het contracteren van Servais: een wielrenner met hersenen! Een renner die eerst denkt en dan doet. Een renner die twee stappen verder denkt en weet dat een opoffering zich vroeg of laat uitbetalen in een kans om zelf voor de winst te gaan. En natuurlijk had Servais in die zes jaar meer kunnen winnen, maar natuurlijk had Servais in die zes jaar net zozeer minder kunnen winnen…

Wat later brengt een koude rilling me terug uit de flashback. Het is fris, maar gelukkig weer droog. En als in de verte een armada van koplampen opdoemt, doet de gedachte dat er renners in aantocht zijn mij als een feniks uit zijn as herrijzen. Ik spoed me naar de bocht waar het hele circus zodadelijk doorheen zal denderen. Tamelijk stoïcijns concentreer ik me op de groep QuickStep-renners op kop van het peloton. Alsof een seconde uit zestig tellen bestaat, merkt Servais me op tussen de toeschouwers en begroet me met een sympathiek-arrogant Yo Man! Jemig, hoe ziet de vent dat toch? Laat mij na een kwartiertje koers met een hartslag van boven de honderdzestig door de bocht komen en ik beloof je: ik zie niets. Zelfs al staat het voltallige personeelsbestand van escortbedrijf ‘Heet en Gereed’ (ook voor feesten en partijen) speciaal voor mij aan de kant. Heus, ik zie niets!

De renners zijn binnen en ik spoed me naar de sporthal, terwijl ik me bedenk hoe ik daarnet heb gezien dat Servais zich tot het laatste moment heeft ingezet voor de ploeg. Grappig dat het seizoen voor hem eindigt zoals het begon: met een overwinning voor de ploeg. Super! En Servais saai? Hè, wat? Nou, afgelopen maand schreef iemand dat hij Servais een ‘saaie’ renner vond. En daarvoor had hij twee ijzersterke argumenten. Houd je vast! Weinig in beeld tijdens rechtstreekse uitzendingen en het missen van een gezellige Haagse-babbel. Ach, denk ik dan, weer zo’n orakel waarbij ze bij de geboorte de foetus en de placenta hebben verwisseld. En bovendien, wat is saai? Ik denk te weten dat Servais niet iedere morgen ontwaakt in een bed met twee blote fotomodellen en een hoop gebruikte condooms. Maar is hij dan saai?

En daar is hij eindelijk! “Nat hè, die regen”, vraag ik op een zwaar filosofische toon. Aan de stand van zijn lippen is duidelijk te zien dat hij mijn vraag met een welgemeend ‘softie’ wil beantwoorden, maar hij bedenkt zich en stelt vrij tactisch de tegenvraag hoe het bij mij thuis gaat. En dan begint het weer zachtjes te druppelen. We zwijgen. Daar staan we dan: twee saaie verzopen katers op een nog saaiere parkeerplaats van een nog veel saaiere stad. De stilte wordt doorbroken door het vallen van de woorden die zojuist gesproken zijn. Zijn lichaamswarmte condenseert in de vochtige en inmiddels kil aanvoelende middagtemperatuur. Zelfs een dampend lichaam en licht bloeddoorlopen ogen weerhouden hem niet om iedereen die iets vraagt, tevreden te stellen. Een praatje, op de foto, een handtekening en zelfs zijn shirt. Geen punt! Vol aandacht voor anderen, de vriendelijkheid zelve. En trouwens: saai hè, … die vent?

Evert de Moor, oktober 2006