Sinds zijn melktanden is Evert de Moor gek op wielrennen. Met ingang van, zeg maar, het op zijn eind lopende TI-Raleigh-tijdperk is Evert steevast te vinden, waar een wielerliefhebber hoort te zijn: 'En Route', aan de kant van de weg. In een voorbijsnellend peloton, tijdens de Scheldeprijs van 2002, reageerde Servais op een groet van Evert. Een groet, zomaar in het wilde weg. De verwondering over het teruggroeten vertaalde zich in sympathie. Deze sympathie vertaalde zich op zijn beurt in een artikel over Servais, geschreven voor een personeelsblad. Met ingang van 2003 schrijft Evert voor deze site een column met de naam 'Aan de kant'. Geen column over geld, doping en combines! Wel een column over vrienden in het peloton, reacties na de finish en strijkkralende peuterdochters. Een column met een vette knipoog en soms (meestal bij toeval dan) met de spijker op de kop. Een column geschreven door een wielerliefhebber die anderhalf jaar ouder, vijf centimeter korter, zeker handiger met een voetbal en beslist onhandiger op kasseinen is dan ... Servais Knaven.

nummer 51 - februari 2010


Back to reality!

Het is wit en het … Ra, ra, wat is het? Nou? Neen, geen ijsbeer met roos of een sneeuwpop met schimmel. Het is jullie eigen (sympathieke) huiscolumnist! Ja joh, in de sneeuw op de snelweg, ergens tussen Venlo en Essen. Op weg naar de presentatie van Team Milram, in Dortmund. Nota bene op de dag dat ze voor iedereen en alles een weeralarm afgegeven hebben. Op deze dag laat ik me voor de zoveelste keer foppen door mijn eigen onuitputtelijke enthousiasme. Gestrand in de sneeuw, vlak achter een immense aanrijding. Er is geen doorkomen aan en de sneeuw beweegt als een perpetuum mobile om mijn auto heen. Ik stap uit en tuur gedachteloos naar de witte horizon. Tering, daar gaat de presentatie! “Weissen sie ob ich kan absteichen, zeg ik tegen mijn buurman in appelflappen-Duits. De man heeft geen idee waarover ik het heb. Ik moet er ook eens mee stoppen om te pas en te onpas wieler-eufemismes te gebruiken. Zelfs op mijn vocabulaire kan ik niet meer vertrouwen. Gelukkig heb ik Servais nog, die kan ik blindelings vertrouwen. Ik pak mijn gsm en lees zijn bericht: “Was goed op de weg. Geen probleem hoor.” Een paar uur en drie sneeuwsunami’s later ben ik ervan overtuigd dat mijn gevoel voor realiteit tot onder het vriespunt is gedaald.

Op zich valt het best mee, ik ben maar anderhalf uur te laat in Dortmund. Shit, alle parkeerplaatsen zijn vol! De sneeuw heeft me inmiddels vrij kippig gemaakt en in mijn hoofd start ik een gesprek. “Daar een parkeerplaats! - Nee, dat is een sloot. - Nou én? - Hoezo, nou én? Weet je wat uitdeuken tegenwoordig kost? - Daar dan! - Yep, dat is er één. – Ruimte genoeg! - Nou, vol gas dan. - Knal! - Geeft niet hoor, die spiegel haal ik straks wel op.” Niet veel later kijk ik diep in de ogen van Brigitte Bardot en met veel gevoel voor show zeg ik de openingszin die alle deuren voor me opent: “Ich bin von der Knaven-site”. De hostess snapt er geen reet van, lacht vriendelijk en begin … in het Engels. Als ik eindelijk in de perszaal ben, hoor ik Gerry van Gerwen nog net iets zeggen over ‘25’ en dat de renners er weer lol in moeten krijgen: “Back to basic!”. Nu weet ik uit eigen ervaring dat de persoon Servais en het zelfstandig naamwoord ‘lol’ bij voorbaad een mislukte combinatie is. Maar de Wim Kan uit Meerle is al bezig. De interviewer heeft hem zojuist gevraagd hoe hij het toch geregeld krijgt met vier kinderen thuis. “Nou, die kinderen waren er niet in één keer, hoor. We zagen het aankomen. Ze kwamen één voor één.” En hop, heel Dortmund kan aan het zuurstof.

Net als ik op het punt sta om een heerlijk slokje fruitige Milram-aardbijenbutermilch te nemen (ik ben ook te boeken voor commerciële activiteiten), vraagt een fotograaf of ik die Evert-van-de-Knavensite ben. “Inderdaad, dat ben ik”, boer ik dwars door een walm van frisse butermich heen. Snel zoek ik een pen om een handtekening te zetten. Maar dat is niet nodig. Even later wordt er een microfoon onder mijn neus geschoven. Het is Enrico Muax. Dat is een kruising tussen Rudi Carell, Wilfried de Jong en Swiebertje, maar dan in het Duits, Hij vraagt of ik ook wielrenner ben. Snel trek ik mijn buik in. “Selbstverständlich”, antwoord ik resoluut. Geen idee wat het betekent overigens? Maar het is het eerste wat me te binnen schiet en het klink best wel Duits. Wacht eens even? Oh, ik zit in een hypnoseshow! Dat is erg populair tegenwoordig. Maar om mij gaan ze niet lachen! Want ik draai vanaf nu alle antwoorden gewoon om. “Nee, ik ben hier helemaal niet voor die Knaven. Ja, ik zocht hem wel eens op tijdens een koers, maar dat was maar om te lachen. Inderdaad, om hem! Hij schijnt ooit zijn zakie eens afgrijselijk gestoten te hebben. Ja, vier meiden, ik weet het.” Maar niemand wil mijn verhaal horen. Stoned van de butermilch verlaat ik het pand.

De volgende morgen draai ik met een elegante slinger de opgeklopte melk door m’n cappuccino. Ik denk aan de dag van gisteren. Hoe Gerry van Gerwen vertelde dat Servais een beschermde rol krijgt in de Ronde van Vlaanderen en in Parijs-Roubaix. Dan neemt mijn fantasie de vrije loop en begin ik te schrijven. “Mijnheer De Moor, wat heeft u genoteerd over de wijze waarop een verregaande deregulering van overheidsbeleid en een centralisering van de semimurale zorg bijdragen aan een upgrading van de leefbaarheid op het platteland?” Als ik opkijk, zit ik nog steeds bij dat suffe tripartiete overleg tussen rijks-, provincie- en gemeenteambtenaren. “Wel, ik, … uh.” Ik kijk naar de aantekeningen op mijn schrijfblok: Parijs-Roubaix 2010 / Vroege vlucht / Van te voren afspreken met Andreas / Veel publiciteit vergaren / Koste wat het kost uitrijden / Feestje! “Nou kijk, …” En met een lulverhaal over ons opa en oma in de zichzelf verzorgende welvaartsmaatschappij probeer ik het vege lijf te redden. Helaas blijven de heren maar orakelen met uitspraken als: “Het bestuurlijk committent ligt erg gedifferentieerd.” en “We moeten integraal naar de koek kijken en dan langzaam de contouren optrekken.”, die niet getuigen van enig gevoel voor realiteit. Of deze dan? “Wees niet te kort in je aanvliegroute naar het scenario.” Waarbij ik me dan afvraag, hoe de aanvliegroute van zo’n Jodocus in bed is? Dan valt mijn oog weer op mijn schrijfblok en ik lees: Omloop Het Nieuwsblad, 27 februari 2010. Yes, eindelijk! Back to reality!

Evert de Moor, februari 2010