Sinds zijn melktanden is Evert de Moor gek op wielrennen. Met ingang van, zeg maar, het op zijn eind lopende TI-Raleigh-tijdperk is Evert steevast te vinden, waar een wielerliefhebber hoort te zijn: 'En Route', aan de kant van de weg. In een voorbijsnellend peloton, tijdens de Scheldeprijs van 2002, reageerde Servais op een groet van Evert. Een groet, zomaar in het wilde weg. De verwondering over het teruggroeten vertaalde zich in sympathie. Deze sympathie vertaalde zich op zijn beurt in een artikel over Servais, geschreven voor een personeelsblad. Met ingang van 2003 schrijft Evert voor deze site een column met de naam 'Aan de kant'. Geen column over geld, doping en combines! Wel een column over vrienden in het peloton, reacties na de finish en strijkkralende peuterdochters. Een column met een vette knipoog en soms (meestal bij toeval dan) met de spijker op de kop. Een column geschreven door een wielerliefhebber die anderhalf jaar ouder, vijf centimeter korter, zeker handiger met een voetbal en beslist onhandiger op kasseinen is dan ... Servais Knaven.

nummer 53 - september 2010


Een nieuw begin

Daar waar magie en mythen realiteit worden, haak ik af. Ik heb het niet zo op gebeurtenissen met een hoog Hans Kazan-gehalte. Ik ben dan ook niet iemand die met zijn ene been in de fysieke en met zijn andere been in de spirituele wereld staat. Ik geloof vooral in … toeval. Zaken zijn soms niet te verklaren. En laat dat maar zo. Er is toch al zoveel nep in deze wereld. Het zal dan ook niemand verbazen dat het voor mij een drijfveer is geweest om acht jaar lang een column te schrijven over iemand die echt is. Hoewel het nog steeds onduidelijk is, wat Servais en mij bijeen heeft gebracht. Sympathie, intelligentie, onnozelheid of toeval? Aan ons eerste contact is in ieder geval niets mysterieus te bekennen. Ik belde hem, ik zocht hem op en we keuvelden wat. Dit contact dateert alweer van 2002. Details ervan heb ik opgetekend. Ik ben namelijk gezegend met de onhebbelijkheid van het administreren van achterlijke details. In mijn agenda van dat jaar staat op ‘16 mei’ geschreven dat ik om 16.18 uur een telefoongesprek met huize Knaven voerde. Dat ik om 20.10 uur langs de door Servais geopende voordeur naar binnen schreed en dat hij mij (met een zucht van opluchting) om 22.28 uur langs diezelfde deur weer naar buiten leidde. Gewoon een gevalletje van administratiedrang. Geen verborgen codes en geen geheimzinnige tekens. Laat staan dat je ermee de Soemerische kleitabletten uit het British Museum kunt vertalen. Maar, onthoud nu eens die 16.18 uur. Het tijdstip waarop het voor mij allemaal begon.

Tijdens Servais zijn carrière als wielrenner heb ik relatief weinig gebedeld. Dat vind ik zelf tenminste. Er was altijd een denkbeeldige lijn. En daar mocht ik niet overheen. Toch was er een innerlijke stem die mijn smeekte om relikwieën als rugnummers, petjes en kaderplaatjes veilig te stellen voor het nageslacht. Datzelfde nageslacht dat vroeg of laat met veel gevoel voor show een grote container zou laten voorrijden om daarmee de hele santenkraam naar de eeuwige jachtvelden te laten afvoeren. Maar daar wil ik het nu niet over hebben. Zeker niet als ik me bedenk hoe dierbaar mijn eerste twee souvenirs me zijn. Ik heb het over twee kaderplaatjes. Ze staan al enige jaren op een in het oog springende plaats in mijn studeerkamer; van links naar rechts, in de volgorde zoals ik ze heb gekregen. Het eerste plaatje kreeg ik van mecanicien Kurt Roose. Hij knipte het na afloop van de Grote Scheldeprijs 2003 van de fiets van Servais. Nummer 16, in zwarte, strak gelakte Arabische cijfers. Een jaar later kreeg ik het tweede plaatje, weer na afloop van de Grote Scheldeprijs. Op het moment dat mecanicien Jean-Marc Vandenberghe het plaatje met het nummer 17 wilde aanreiken, deed ik een stap naar … achter. Het plaatje ging naar een jongetje dat aan zijn rolstoel was gekluisterd. Het gehandicapte, maar levenslustige, jochie was er zielsgelukkig mee. Servais zou het niet anders hebben gewild. Ik kreeg het plaatje nummer 18 van de fiets van Nick Nuyens. De nummers 16 en 18 zouden een diepere betekenis krijgen.

Twee stomme stukjes plastic! Waar gaat het eigenlijk over? En toch hebben ze een emotionele waarde voor mij. Met de ene heeft Servais gereden en de andere, noem het gerust het surrogaatplaatje, symboliseert een daad, volledig in de lijn van Servais zijn doen en denken. Maar er is meer, zo lijkt het. De cijfers, al dan niet na een rekenkundige bewerking, verwijzen naar opmerkelijke gebeurtenissen uit Servais zijn carrière. Een voorbeeld? 6 – 1 = 5 en 8 – 1 = 7. In 2003 reed Servais een superweek, waarin hij 5e werd in Gent-Wevelgem en 7e in Parijs-Roubaix. De optelling 16 + 18 geeft 34 (een 3 en een 4). Servais behaalde in 2001 zijn belangrijkste overwinning met het nummer 3. Ook de overwinning in de Tirreno-rit in 2005 mocht er zijn. Servais reed toen met het nummer 4. Bij een vermenigvuldiging kom je op: 16 x 18 = 288 (een 28 en een 8). Één van zijn weinige serieuze valpartijen beleefde Servais in de EnecoTour in 2007, en wel op 28 augustus. Maar er is meer! De cijfers 16 en 18 vertellen ons in de samenstelling 1,618 het nodige over de anatomie van Servais. Als zijn huidige lengte (1,78 m.) wordt gedeeld door de afstand van de grond tot zijn navel (1.10 m.) kom je op: 1,618. Deel de afstand van zijn schouder tot zijn vingertoppen door de afstand van zijn elleboog tot zijn vingertoppen … 1,618. Nog één? Neem de lengte van zijn heup tot de grond en deel die door de afstand van zijn knie tot de grond: 1,618. Mijn twee kaderplaatjes zijn verdorie een regelrecht eerbetoon aan Servais!

Alweer een paar weken geleden heeft Servais in Eten-Leur afscheid genomen als renner. Ik heb er een YouTube-videootje van gemaakt. Onder de beelden monteerde ik No surprises van Radiohead. Behalve dat het nummer snijdt tot op het bot, gaat het over iemand die zijn huidige leven wil beëindigen om aan een nieuw – nog mooier – leven te beginnen. Het zou zomaar over Servais kunnen gaan. Vergeet hierbij even de melodramatische kant van het nummer. Het gaat vooral om de gedachte: eindigen en weer opnieuw beginnen. Toen ik de videoclip van dit nummer bekeek, stokte mijn adem. Zanger Thom York zit met zijn hoofd in een glazen helm, waarin water zit dat stijgt. Na 2 minuten (exact 1 minuut, 61 seconden en 8 honderdste van een seconde: 1618!) gaat York zijn hoofd onder en stopt hij met ademen. Het einde dat een nieuw begin inleidt. Hetzelfde einde, waarover Servais tijdens zijn afscheid aan Jeroen Wielaert vertelt dat het voor hem 365 dagen geleden zeker was dat hij op deze dag zijn carrière zou beëindigen. Als het videootje al een week op YouTube staat, zie ik tot mijn ontsteltenis dat de traan van Natascha valt op (1618 : 365 =) … 4, 43 minuten! Met een misplaatst gevoel voor het bovennatuurlijke bekijk ik diezelfde avond de ruwe beelden via de videocamera. Maar Servais laat geen traan. Zo magisch zijn de getallen dus ook weer niet! Ik sluit het display van de camera. Het voelt alsof óók ik iets afsluit. Een ijzige rilling trekt over mijn rug. Ik kijk opzij en zie het schijnsel van de wekkerradio. Het is precies … 16.18 uur.

Evert de Moor, september 2010